Home / Maria /

Het beeld van Onze Lieve Vrouw (De Zoete Moeder) van Den Bosch

Het houten beeld van Maria en kind in de Sint Jan dateert uit de periode 1270-1320. Het had sinds ongeveer 1380 een vaste plaats in de kapel bij de toren, die dan ook nog in gebruik was als doopkapel. Vanaf 1380 worden vele wonderen toegeschreven aan het beeld en komt een sterke verering op gang.Deze wonderen zijn opgetekend in het Mirakelboek, dat bewaard is gebleven. Kort na de inname van ‘s-Hertogenbosch in 1629 werd het beeld de stad uitgesmokkeld naar Antwerpen, vanwaar het nog begin 1630 op verzoek van de landvoogdes Isabella naar Brussel werd overgebracht. Het werd ondergebracht in de kerk van de reguliere kanunnniken (zijnde: de Sint Jacobskerk op de Coudenberg.) Op 3 april 1630 werd het beeld in plechtige processie overgebracht naar de Sint Gaucericuskerk te Brussel. Ten slotte kreeg het op 16 mei 1641 een plaats voor langere tijd in de genoemde Sint Jacobskerk. Een daar opgesteld contract tussen deze kerk en de kanunniken van de Bossche Sint Jan bepaalde dat het beeld in de Sint Jacobskerk kon blijven, maar dat het beeld en alle ornamenten zouden terugkeren naar ‘s-Hertogenbosch als de Katholieke godsdienst er weer in het openbaar beleden mocht worden en de overheid er toestemming voor gaf.

Ten gevolge van de Bataafse Omwenteling in 1795 kwam de godsdienstvrijheid in ‘s-Hertogenbosch terug. De terugkomst van het beeld liet echter tot 1853, het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, op zich wachten. Langdurige onderhandelingen door apostolisch vicaris Den Duibbelden en coadjutor Zwijssen leidden uiteindelijk eind december 1853 tot teruggave. Eind december 1853 werd het beeld in Brussel opgehaald, tegelijk met het Mirakelboek dat al die tijd in het Belgische Mechelen (aartsbisdom van België) bewaard was, waarna het met plechtig vertoon werd ingehaald in de Sint Jan. Hier verkreeg het beeld in 1855 zijn definitieve plaats op zijn oude plek in de inmiddels gerestaureerde Mariakapel bij de toren, waar het vanaf 1867 op een neo-gotische altaartroon werd geplaatst. 100 jaar later werd het beeld geplaatst onder een neo-barokke troonhemel.  En weer later op de wijze waarop het beeld nu te zien is met een purperrode achtergrond geflankeerd door ex-voto’s uit de 19e, 20e en 21e eeuw (geschenken van pelgrims na een verhoord gebed), het mirakelboek en een prachtige bloemenzee die Bosschenaren en Brabanders dagelijks in de vazen plaatsen.

En bekleed met – door het jaar heen – verschillende mantels, naar gelang de liturgische tijdspanne en de in de loop van de jaren ontstane traditie.