4. 1629-1853: de Zoete Moeder ontheemd

80-jarige oorlog, naar Brussel, de kerk wordt weer katholiek en de terugkeer van de Zoete Moeder naar ‘s-Hertogenbosch

Nasleep 80-jarige oorlog en ballingschap van het beeld: contextschets

Tijdens de 80-jarige oorlog koos de stad ‘s-Hertogenbosch aanvankelijk voor de Unie van Utrecht (aansluiting bij de noordelijke Nederlanden). Deze keus leidde na afkondiging vanaf de pui van het stadhuis tot het zogenaamde Schermersoproer van 1 juli 1579, waarna de keus meteen werd gewijzigd ten gunste van de Unie van Atrecht (de huidige Franse stad “Arras”), zijnde de aansluiting bij de zuidelijke spaansgezinde Nederlanden. Tot aan de val van de stad  op 14 september 1629 leidde dit tot een heropleving van het katholicisme. Bij de verovering van de stad door stadhouder Frederik Hendrik van de Republiek der Verenigde Nederlanden werd de uitoefening van de rooms-katholieke eredienst verboden.  Het beeld van de Zoete Lieve Vrouw werd in die septemberweek via bisschop Ophovius in veiligheid gebracht bij de adellijke dame Anna van Hambroeck. Zij wist het beeld uit de stad te smokkelen en veilig te stellen in Antwerpen op het einde van het jaar 1629.  Toen aan de dochter van de Spaanse koning Philips II, Isabella Clara Eugenia, dit bekend werd, verzocht zij bisschop Ophovius het beeld naar Brussel te mogen brengen.  Dit werd door bisschop Ophovius toegestaan onder de strikte voorwaarden dat- mocht ‘s-Hertogenbosch in gunstigere religieuze omstandigheden komen te verkeren – het beeld van de Zoete Moeder naar de stad terug zou keren. Dit werd later vastgelegd in een notariële acte van 29 oktober 1663 waarbij de laatste drie overlevende kanunniken van de Sint-Jan (Ludovicus Smeijers, Nicolaus van Broeckhoven en Andreas Timmermans) het beeld van de Zoete Moeder in handen stelden van de prelaat van de Sint Jacobsparochie op Koudenberg te Brussel, waar de Zoete Moeder al sedert 1641 verbleef met de clausule “dat het Mariabeeld sal moeten overgelevert ende gerestitueerd worden aen die regeerderen van sHertogenbossche… alswanneer aldaer publijkckelijcken ende openbaerlijcken geoeffent ende geëxerceert zal worden die Romijnsche  catholijcke religie”. Tijdens het verblijf in Brussel is het beeld van de Zoete Lieve Vrouw in jaarlijkse processies rondgedragen en verbleef het dus vanaf 1641 in de Sint-Jacobsparochie op Koudenberg te Brussel – na in de tussentijd van 1630 tot 1641 verbleven te hebben in de proosdijkerk van Saint Géry.  De Zoete Lieve Vrouw verkreeg te Brussel de titel van “Moeder van zachtmoedigheid.”

De Sint Janskerk wordt weer katholiek

Met de komst van de Fransen die leidde tot de Stichting van de Bataafse Republiek in 1798  kwam geleidelijk aan de godsdienstvrijheid weer terug. Het katholicisme werd langzaamaan weer toegestaan in de stad  ‘s-Hertogenbosch. In mei 1810 werd door keizer Napoleon Bonaparte de Sint Janskerk weer teruggeven aan de katholieke bevolking van de stad.

Volgens de overlevering vroeg een deel van de katholieke vooraanstaande burgerij een onderhoud met de keizer aan met het verzoek om de Sint Jan in katholieke handen terug te geven. Napoleon stemde in met de woorden : “vous aurez la grande église et un évêque aussi” (vertaald: “u zult de grote kerk terugkrijgen met een bisschop erbij”). Een grote blijdschap om de Sint Jan en afwijzende gevoelens om de bisschop (mgr. M.F. van Camp) die – vanwege het feit dat hij door wereldlijk gezag door Napoleon was aangesteld – waarschijnlijk niet door Rome geaccepteerd zou worden.  Tot aan de vlucht van deze bisschop en de bevestiging van Napoleons besluit bij Koninklijk Besluit op 11 december 1816 door Koning Willem 1, bleef dit deel van Napoleons besluit de Bossche gemoederen bezig houden.

Mariakapel en katholieke financiële verplichtingen

Een zeer welkom bijeffect was, dat met de Sint-Jan ook de Lieve Vrouwe kapel opnieuw in katholieke handen kwam. De “troon” van de Zoete Moeder bleef echter nog altijd onbezet, doordat het wonderbeeld in Brussel bleef. Het Koninklijk Besluit van 11 december 1816 verordonneerde tevens dat de katholieke Bossche bevolking 60.000 gulden in de schatkist van het Rijk moesten storten. Ook dat een derde van de kerkgoederen van Sint-Jan aan de hervormden moest worden afgestaan. Dit besluit volgde op de acties van de protestanten, die, na de val van Napoleon, alle moeite deden, om de Sint-Jan wederom in handen te krijgen. Een pittige bijkomende verplichting voor de katholieken dus.

Status quo van het beeld te Brussel bleef nog jaren hetzelfde

Vanaf het jaar 1817 trad de Sint-Jan in een rustig, maar arm tijdperk, omdat zij toen nog geen parochie was. De Sint Jan verwerd tot een zogenaamd rectoraat, ressorterend onder de Sint-Pieter met onvoldoende inkomsten. Hierin kwam pas een oplossing in 1840, toen de Sint-Jan wederom tot parochiekerk verheven werd, waardoor de financiële toestand verbeterde. Het beeld van de Zoete Lieve Vrouw verbleef echter, tot teruggave van het beeld, nog 37 jaar lang, tot 1853, te Brussel.

Het beeld keert terug

Inspanningen vanaf 1840 leidden er uiteindelijk toe dat in 1853, in het jaar van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, de Zoete Lieve Vrouw terug kon keren naar haar stad.  De toenmalige bisschop van de stad, tevens aartsbisschop van de stad Utrecht, Monseigneur Zwijssen, wist zijn Belgische collega Monseigneur Sterckx op den duur te overtuigen dat het beeld van de Zoete Lieve Vrouw weer terug diende te keren naar ‘s-Hertogenbosch op basis van de oude gemaakte afspraken van bijna 225 jaar daarvoor. Met name een tweetal schriftelijke verklaringen ondersteunden deze overdracht: de aantekening van bisschop Ophovius in zijn dagboek op 13 maart 1630 dat hij Anna van Hambroeck opdracht had gegeven het beeld naar Brussel te vervoeren en het de landvoogdes Isabella ter hand te stellen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het beeld aan niemand in eigendom zou worden overgedragen en dat “Hare Hoogheid” zou beloven het eens weer aan de Bosschenaren terug te geven. Ook de brief van bisschop Ophovius van 15 maart 1630 aan Charles de la Faille, secretaris van de Raad van State te Brussel droeg daartoe bij: “het beeld kan aan Isabella worden overgedragen en naar Brussel vervoerd, maar het zal onder de jurisdictie blijven van de bisschop en het kathedraalkapittel van ‘s-Hertogenbosch en eigendom van de stad ‘s-Hertogenbosch aan wie het op een geschikt ogenblik zou moeten worden teruggegeven”.  Daarnaast gold de hierboven aangehaalde notariële acte van 29 oktober 1663 als derde bewijs.

December 1853

Via Mechelen, waar het mirakelboek van de Zoete Lieve Vrouw was bewaard gebleven, en Tilburg, kwam de Zoete Moeder weer naar haar stad ‘s-Hertogenbosch. Het Mirakelboek werd door Monseigneur Sterckx meegeven bij de overdracht. Gedurende de reis verbleef de Zoete Moeder in Tilburg kort in de kapel van het moederhuis van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid van 17 tot 26 december 1853. Door deze orde werd een gouden hart en een kruisje geschonken aan de Zoete Moeder. Via een plechtige processie werd de Zoete Lieve Vrouw vanuit Tilburg in haar oude Bossche mariakapel geplaatst in de Sint Janskathedraal waarbij de hele stad uitstroomde om Haar welkom te heten. Dit gebeurde op 27 december 1853, de feestdag van de patroonheilige van de Sint Jan, Johannes de Evangelist. Op Maria Lichtmis 2 februari 1855 werd de Zoete Lieve Vrouw vervolgens op Haar eeuwenoude troon geplaatst in haar kapel. Deze troon is in de 20e eeuw vervangen door de wijze waarop de Zoete Moeder nu in haar kapel zichtbaar is.