2. 1450 -1629: hoog bezoek en reuring

Hoog bezoek en reuring

Vele beroemdheden hebben bij de Zoete Lieve Vrouw gebeden en geknield. Allereerst beroemde personen, zoals keizer Maximiliaan, Philips de Schone, Karel V, Philips II, de hertogen van Gelder, Brabant en Parma. Maar ook anderen zoals Albertus van Oostenrijk, Erasmus, de H. Leonardus van Vechel, de H. Petrus Canisius.

In deze tijd van pelgrimage vond in 1419 een grote stadsbrand plaats. Deze brand legde een gedeelte van ‘s-Hertogenbosch in de as. Alleen het dak van de Sint-Janskerk heeft toen schade geleden. Toen bijna 170 jaar later op op 25 juli 1584 de bliksem insloeg, was de schade groter. De bliksem sloeg in, in de grote middentoren van de kathedraal. Deze stortte vervolgens brandend omlaag. Hierdoor had de Lieve-Vrouwekapel aanzienlijk te lijden. Dit kwam enerzijds nadat de spits van de westertoren ook vlam vatte. Anderzijds leidde dit vervolgens tot het omlaag vallen van klokken en het uurwerk. Gelukkig is door de goede zorgen van de stedelijke overheid de schade nadien snel hersteld.

Eenmaal heeft de kapel gevaar gelopen om afgebroken te worden. Dat was omstreeks het jaar 1500, toen de noorderzijbeuk van het schip der kerk gereed was. Men wilde deze zijbeuk voorts doortrekken naar het westen naar de toren toe. Aan dit plan stond echter de Mariakapel in de weg. Na afweging hoe dit dan te bouwen, besloten echter de kerkmeesters om deze kapel niet af te breken.

Religieuze reuring in de 16e eeuw

Omstreeks de helft van de 16e eeuw hingen er donkere wolken boven de kerk. Het was allereerst de tijd dat de protestantse hervorming binnen de vesting ‘s-Hertogenbosch probeerde binnen te dringen. Luthersgezinde burgers hielden meer en meer bijeenkomsten in particuliere huizen. Gedurende de maand juli en de eerste weken van augustus 1566 toonden de hervormers zich brutaler. Protestantse predikanten (onder wie ook afvallige katholieke priesters) naderden over Hedel, Engelen en Deuteren de stadswallen. Zij hielden meer en meer  hagenpreken tegen de katholieke godsdienst. Op allerlei wijzen kwamen zij de stad binnen. Hier traden zij met de Bossche kermis en bij de grote Omgang in juni heel openlijk op.

Op 14 augustus 1566 eisten zij dat het gemeentebestuur locaties bood om er hun bijeenkomsten te houden. Ontwikkelingen voltrokken zich snel in die weken. Vanuit de contacten in Antwerpen waar ‘s-Hertogenbosch toentertijd vele handelsbetrekkingen mee had, bleek op 20 augustus 1566 dat de beeldenstorm begon. Deze beeldenstorm startte op 10 augustus 1566 in Noord-Frankrijk (de plaats Steenvoorde) . Kooplieden vertelden dit nieuws en op donderdag 22 augustus 1566 waren hervormers opgehitst, om zoiets ook in ‘s-Hertogenbosch te doen.

Beeldenstorm

Start van de beeldenstorm

Op 22 augustus 1566 drongen opstandelingen met ongeveer 300 man sterk de Sint-Jan binnen. Zij begonnen toen meteen altaren en beelden te vernielen. De kerkmeester Jan van Liebergen  wist via de stadregering vier schutterijen op te roepen om de kerk te beschermen. Deze schutterijen zuiverden ’s avonds de kathedraal van de opstandelingen. Ook ’s nachts is de kerk  door hen vervolgens beschermd. Ook voor het hek van de Mariakapel  bewaakten zij de kostbaarheden van de Sint-Jan.

Daags erna op 23 augustus 1566 werd het beeld van de Zoete Lieve Vrouw in veiligheid gebracht. Dit gebeurde samen met allerlei kostbaarheden op bevel van het stadsbestuur in het stadhuis. Ook hier waren de schutterijen degenen die dit deden.  Toen in de namiddag evenwel de schutters uit de kerk waren, drongen de opstandelingen wederom de kerk binnen. Op die dag is er in de kerk enorm veel vernield. De kapel van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap werd gespaard. Deze is vanuit deze Broederschap destijds verdedigd. In de dagen, die nu volgden, beschermden de katholieken op vele plaatsen hun kerken en bezittingen.

Verdere verloop en einde beeldenstorm in ‘s-Hertogenbosch

De opstandelingen wilden de Sint Janskerk in bezit nemen. Zij verzochten de stadsregering actief om beelden en altaren op te ruimen. Dit was op dinsdag 27 augustus 1566. Dit, onder de bedreigende woorden, dat zij het anders zelf zouden doen. Toen hun verzoek niet werd ingewilligd, begon op 31 augustus 1566 de beeldenstorm opnieuw. Begin september bezweken de opstandelingen echter voor de dreiging van het landsbestuur te Brussel. Daarna kondigde het stadsbestuur op 6 september 1566 af, dat de katholieke eredienst wederom moest doorgaan. De situatie bleef onrustig en op 10 oktober 1566 brak de vernielzucht nog eenmaal los. Deze hield toen tot middernacht aan. Het stadsbestuur trad nu krachtiger op, alhoewel de gemoederen bleven opspelen.

Pas op 14 april 1567 was de orde geheel hersteld. Dat geschiedde op het moment dat de graaf van Megen met zijn troepen in de stad kwam en de heiligdommen voor de katholieke eredienst veilig stelde.

80-jarige oorlog, belegering van ‘s-Hertogenbosch en val van de stad

De maatschappelijke onrust in de Nederlanden leidde tot de 80-jarige oorlog (1578-1648). Gedurende die periode poogde de Republiek der Verenigde Nederlanden de stad ‘s-Hertogenbosch te veroveren. De stad viel in die tijd onder de zuidelijke spaansgezinde Nederlanden. Dit veroveren lukte ten eerste na een aantal mislukte pogingen rond 1600 door Prins Maurits niet. Pas in september 1629 lukte dit ten slotte door zijn opvolger Prins Frederik Hendrik wel. Hij maalde de drassige omgeving droog.

De val van de stad bracht vervolgens het verbieden van de rooms-katholieke godsdienst met zich mee. Uitoefening daarvan werd niet meer getolereerd. Kerken werden allereerst daarna van de katholieken onteigend en toegekend aan protestanten. Kloosters werden daarna voorts gesloten. Slechts de vrouwenkloosters die van belang waren voor het onderwijs in de stad mochten blijven.

De val van de stad  leidde tot een enorme verschraling van het culturele leven in de stad. Temeer, omdat de verovering enorme godsdienstige beperkingen met zich meebracht voor andersdenkenden. Met name de katholieke bevolking in de stad en de Meierij leden hieronder. Dit betrof ook de Meierij als  gebied rondom de stad dat eeuwenlang onder de rechtspraak van de stad viel.